SanderHillegers.reismee.nl

Dag 104

Dag 104 11-4-11 Phan Rang

Deze dag met als hoofdonderwerp de 152 kilometer tellende rit heeft ons weer veel moois gebracht. Strowagens, rukwinden, rauwe billen, gezandstraald worden, koeien op de weg, brandende zon, handschoenen, bebloede hotelkamer, communisme en een topmaaltijd als besluit: Vietnam!

Gisteravond lagen we er laat in. Na ‘langs de lijn' te hebben geluisterd, mooi puntverlies van PSV & FC Twente, via de radio, keken we nog een aflevering van ‘Top Gear'. In dit programma gingen de drie presentatoren met een brommer van zuid naar noord-Vietnam. Ik ken twee jongens die dat ook aan het doen zijn. Nee, wel leuk om te zien. Aanrader voor diegene die erin geïnteresseerd is!

Dag 104; geen kraaiende hanen ditmaal, maar twee knorrende maagjes die ons wekten. We hadden nog geen kracht om naar het ontbijt te gaan, dus we lieten het ontbijt naar ons toekomen. Als ik voor mezelf spreek dan want Walter gooide een dienblaadje vol met wat brood en eitjes en sleepte het mee naar de kamer, waar we het op peuzelden. Vervolgens maakten we ons klaar voor onze grote reis. Maar zelden gaat dat vlekkeloos, net als vandaag.

Na het tandenpoetsen bleef Walter zijn pink haken achter een inkeping bij de badkamerdeur. Rats, een flinke vleeswond en het bloed goot eruit. Over de hele vloer, over een deel van het bed en vervolgens de badkamer. In de gootsteen maakte Walter de wond schoon en ik pakte het verband erbij. Gelukkig had ik dat nog in m'n backpack zitten. Na het droog te hebben gemaakt, pakte ik z'n vinger in en leek het gedaan te zijn met de ongein. Na nog geen minuut tilde Walter z'n hand op en het bloed spoot er weer uit. Flets, een klodder op de muur, mijn been en het bed. Poging twee, zoals je hieronder kunt zien was een groter succes. ‘Band aid' en Betadine in combinatie met een deel van een handdoek maakte het een mooi compact pakketje.

We verlieten de kamer in een *&^#%#zooi. Bloed doordrenkte handdoeken, Betadine, bloedspetters overal, lege waterflessen, chipszakjes, moddervlekken van onze slippers en tot slot nog een fles benzine midden in de kamer die we niet meer mee wilden nemen. Beschamend gewoon en zo snel mogelijk wilden we weg. We stapten de deur nog niet uit en er stond al een schoonmaakster voor de deur. Oops. Nog voordat zij de kamer instapte, snelden wij de trap af, leverden de sleutel in, startten we de brommers en maakten we dat we wegkwamen. Niet netjes, mijn excuses. Gelukkig hebben ze onze namen niet!

De rit begon en we waren er klaar voor. Klaar voor 152 kilometer ‘road to nowhere'. Maar hoe klaar we ook dachten dat we waren, we waren niet klaar genoeg. Na 50 kilometer brak de zon ons al op. De zon schroeide al het zichtbare vlees weg. Vooral de bovenkant van de polsen waren met de minuut roder aan het worden. We parkeerden onze schakelbrommers, pakten de schaduw mee en dronken een cola. Daar kregen we het briljante idee om onze sokken erbij te pakken. We leenden een schaar en maakten binnen een mum tijd twee paar handschoenen. Ook bond ik m'n voormalig t-shirt en mondkapje rond m'n bovenbenen.

Na het maken en bedenken van deze vernuftige, creatieve en hoogst indrukwekkende pareltjes van handschoenen kregen we honger en aten we wat rijst langs de weg. Bij de rijst zaten ook nog wat bijgerechten waaronder een ei. Een oranje ei welteverstaan. Misschien wilden ze dat we ons thuis voelden maar hoe kan het zo zijn dat het eiwit, ‘eioranje' is geworden? Dit bewonderden we, maar aten we niet. Na deze versnapering van nog geen euro gingen we verder. We hadden nog precies 100 kilometer te gaan en tevens 1657 kilometer naar Hanoi.

Verder werd de rit gekenmerkt door enorme winden. Later hoorden we dat dit deel van Vietnam erom bekend staan. We hadden de wind vol tegen en af en toe vanaf de zijkant. Dit zorgde ervoor dat je soms gewoon naar rechts moest sturen en dat je dan nog gewoon rechtdoor ging. Ook zagen we een enorme hooiwagen met twee buffels ervoor; geweldig. En er stak een kudde koeien over en tot mijn verbazing reed de vrachtwagen gewoon door. Ik dacht dat het een bloedbad ging worden, maar wonderbaarlijk genoeg ging het allemaal net aan goed. De laatste dertig kilometer hadden we bergen aan onze linkerhand en de zee aan onze rechterhand.

Na 4,5 uur kwamen we aan in Phan Rang. De klok had inmiddels half 4 geslagen en we waren toe aan een bed en een douche. Het eerste hotel wilde een van onze paspoorten als onderpand, maar daar gingen wij niet mee akkoord. Het tweede hotel in eerste instantie ook niet, maar na lang aandringen wel. We konden helaas geen schuilnamen verzinnen aangezien we hele formulieren moesten invullen die gecontroleerd werden. Het hotel is overigens weer uitstekend en onder de 10 euro.

's Avonds gingen we dineren bij een echt restaurant waar we voor het eerst een fatsoenlijk sprekende Vietnamees ontmoette. Met hem spraken we over het communisme, de propaganda van de Vietnamese overheid en de ontwikkelingen die de Vietnamese bevolking aan het doormaken is. Interessant onderwerp; de scholen, de tv, de kranten hier in Vietnam worden nog steeds gecensureerd. Kinderen leren op school dingen als; Vietnam is een van de sterkste volken van de wereld, China noch Amerika konden ons overnemen. En leuzen als; de regering is goed voor ons, komen elke schooldag, elk televisie programma en in elke krant naar voren. De regering censureert tevens het internet. Hier in Vietnam kan en mag je niet op facebook.com.

Wederom een bomvolle, maar geweldige dag gehad in het zonovergoten Vietnam. De dagen staan in het teken van het brommeren en dat vinden we geweldig. We vermaken ons op de weg, we kijken om ons heen, ruiken, proeven, zien en voelen alles wat we onderweg tegen komen. Het zal ons de komende 3 weken niet gaan vervelen! Morgen een 110 kilometer tellende rit naar Nha Trang!

Broem broem,
Sander


Dag 103

Dag 103 10-4-11 Phan Thiet

Een goede 1600 kilometer scheidt ons nog van ons einddoel: Hanoi. We geven onszelf er nog 20 dagen voor wat betekent dat we gemiddeld 80 kilometer per dag moeten rijden. De rit van vandaag, La Gi - Phan Thiet, besloeg slechts 70 kilometer. Morgen staat er ‘150 kilometer Vietnam' op ons te wachten, met andere woorden: au, au, au voor de bips.

Wederom liep er een verdwaalde haan van 5 tot 9 uur 's ochtends te kraaien naast ons hotel. Deze ‘wekkerradio' was nergens te traceren anders werd het wel ons ontbijt. Daarvoor in de plaats werden het drie verse broodjes met wat brokken ‘la vache quirit'. Klaar om te gaan, klaar om te beginnen, klaar voor 70 kilometer over de ‘Motorway 1A'. We startten onze schakelbrommers, deden de helmpjes op, zonnebrilletje voor,' Vietnam here we come!'

Alleen wilde mijn rode schakelbrommer weg zonder mij. Het gas bleef hangen en m'n brommer, met mij achterop, beukte Walter z'n brommer opzij, knalde de stoep af, de weg op. Daar kreeg ik eindelijk m'n gas teruggedraaid, maar niet voordat ik m'n rechter grote teen heerlijk over het Vietnamese asfalt heen schraapte. Een ideaal begin van de trip zo. Alleen denk ik niet dat het een technisch falen was, denk dat het een menselijk falen was en dat mijn klunzigheid mij weer even wakker heeft geschud. M'n voeten zien er, zoals je hieronder kunt zien, overigens misbruikt uit na zo'n 3,5 maand reizen. Beter dan een tattoo!

Nu we het toch over maanden reizen hebben, heb ik nog een mededeling en tevens een oproep te doen. De backpacktrip gaat helaas geen 6 maanden duren. De trip, zoals die er nu uitziet, gaat 5 maanden duren en dat betekent dat we nog een goede anderhalve maand te gaan hebben. De reden hiervoor is het ‘€£¥$'. Het extreem dure Sydney, de extra vliegtickets van- en naar Fiji en het auto-ongeluk hebben ertoe geleid dat het geld sneller is gegaan dan begroot. Momenteel heb ik al een kleine lening aangevraagd bij ‘Pa&Ma' om het tot de 150 dagen te gaan schoppen. Dat was de mededeling, de oproep op dit blog spreekt dus voor zich. Haha!

Terug naar de realiteit, de weg was gemakkelijk te vinden. Na een bocht en een rotonde zaten we al op de goede weg en stonden er zelfs al bordjes met onze eindbestemming; ‘Phan Thiet' langs de weg. Zo gemakkelijk hebben we het nog niet gehad. Maar ook wel eens lekker. De rit werd verder gekenmerkt door een bezoek aan een tempel. Walter had de reactie van mijneer Opa Sneek direct in de praktijk gebracht. Hij werd begeleid door een vrouwelijke boeddhist die Walter naar de gouden boeddha leidde. Daar sloeg hij een spreekwoordelijk kruisje, stak de wierook-stokjes naast de boeddha in de grond en kwam hernieuwd en herboren terug bij z'n zwarte schakelbrommertje.

Wat niet hernieuwd en herboren was, was het zitvlees. Het zitvlees is na (120+100+100+70=) een kleine vierhonderd kilometer brommeren in slechte staat. De doorbloeding is niet optimaal meer en, om niet op verdere details in te gaan, beurs. Maar niet zeuren; doorrijden, genieten, uitkijken en kilometers maken. De laatste tien kilometer van deze rit waren overigens weer ‘ordinair Vietnamees' oftewel zwaar chaotisch.

Vrachtwagens die vanuit de berm beide rijrichtingen blokkeren om te kunnen keren. Alles en iedereen komt tot stilstond. Met iedereen bedoel ik ook fietsers, voetgangers, buffels met wagens erachter, scooters, brommers, bussen en twee Nederlanders op brommers. Wat er dan gebeurd is dat iedereen een eigen oplossing gaat zoeken. Vaart wordt verminderd, links, rechts, onder, boven, naast en tussendoor schiet verkeer langs je. De stoep of droogliggend terein naast de rijbaan biedt vaak een ‘veilige' oplossing. Laten we het erop houden dat het je scherp houdt.

Aangekomen in Phan Thiet vonden we al snel een hotel. Wederom bizar goed. Europese standaarden waar je in Nederland minimaal 200 euro voor een nacht moet betalen en daarmee overdrijf ik echt niet. Gelukkig betalen wij gewoon 5,75 Euro per persoon. Hier is het wel de gewoonte dat je, je paspoort geeft als onderpand. Maar nee hoor, daar gaan wij niet mee akkoord. Met een paar handgebaren en een paar keer ‘No' komen we er mooi mee af.

Je moet wel je gegevens en paspoort nummer opschrijven. En Walter is een meester in geschriften dus hij verzint altijd weer een andere naam voor ons. Vaak heet ik ‘Sander Kroon' en Walter noemt zichzelf ‘Raimon van den Hurk'. Maar als we zin hebben om anders te heten, dan heten we ook anders. Maar we hebben onszelf nog geen ‘Sneek' als schuilnaam gegeven. Dat doen we alleen in zeer extreme omstandigheden, wanneer nood aan de man is.

Tot slot konden we het niet laten om bij een ‘fastfood-keten' te gaan eten. Maar een succes was het bij lange na niet. We bestelden een ‘Chicken Burger Menu' met patat en cola. De patat was zout, maar oke. De burger was een lachtertje. De kip was ijskoud en tevens nog roze van binnen. Na het te hebben teruggestuurd kregen we nieuwe burgers, zo dachten we. We kregen dezelfde burgers terug die we herkenden aan de hap eruit. Waarschijnlijk was het gewoon opgewarmd in de magnetron. Wederom gingen we er niet mee akkoord en kregen daarvoor in de plaats een cheeseburger. Bah, werkelijk waar; smerig!

De tweede avond op rij dat we met een onverzadigde maag naar bed zullen gaan. Maar zolang we niet uren op het toilet hoeven te vertoeven, hoor je ons niet klagen. Morgen wacht ons dus de langste rit tot nu toe; 150 kilometer naar ‘Phan Rang'. Morgenochtend moeten we voor 09.00 uur ontbijten want dan is het nog gratis in dit hotel. Laten we ons dan maar opofferen voor een vroeg maar gratis ontbijtje.

Gooooood Morning Vietnam,
Sander

Dag 102

Dag 102 9-4-11 La Gi

De vijfde dag in Vietnam heeft ons naar het altijd gezellige ‘La Gi' gebracht. Geen toerist te bekennen, geen Kentucky Fried Chicken om de hoek, geen woord Engels, daarvoor in de plaats spotgoedkope prijzen en inktvis als avondmaal!

Dag 102 begon met een kraaiende haan als achtergrondgeluid en tevens als wekker. De uitknop was nergens te vinden, dus waren we relatief vroeg uit de veren; half 9. Walter bleef nog even liggen, ik ging op pad naar ‘Jezus'. Een enorme ‘Jezus' staat op de top van een berg langs de kust van Vung Tau. Gisteren, na ons bezoek bij Dobla, wilden we er nog snel heen, maar de entree was gesloten. Na een klein ritje van 5 minuten kwam ik aan bij de entree waar ik m'n rode schakelbrommertje parkeerde.

Ik had overigens nog vrij veel moeite met het ‘schakel' gedeelte van de brommer. Dat kan aan mij liggen, of dat ligt aan de brommer. Ik vrees het eerste, maar hij sloeg een flink aantal keer af in het begin. Vooral net na het starten, of als ik stilstond bij een stoplicht. Maar momenteel gaat dat soepeler. Enfin, een trappenstelsel leidde mij naar het beeld, wat verassend groot bleek te zijn. Ik schoot een paar foto's, maar er bleven maar mensen naar me kijken. Kijken en lachen. Overigens was ik ook de enige toerist daar, maar achteraf bedacht ik me dat ik een korte broek aan had die niet ‘over de knie' was. En in Thailand was het een keer dat ik een broek moest huren tijdens een bezichtiging van een koninklijk paleis. Dus waarschijnlijk is het niet netjes om ‘te bloot' deze gronden te bezoeken. Of ze lachten gewoon omdat ik, er tegenwoordig, bijloop als een zwerver..


Uiteindelijk toch even deze activiteit meegepikt voordat we gingen ontbijten. Een omelet met brood en kaas bestelden we en dat was zeer goed te eten. De kaas was dan een puntje ‘la vaiche quirit', maar het ging er lekker in. We bestelden er nog een en voor, in totaal, 2,50 Euro gingen we met een volle buik op pad. Ons doel was het kustplaatsje ‘La Gi' en dat lag op een dikke 100 kilometer van Vung Tau. De eerste twintig kilometer was richting ‘Ho Chi Minh' en die weg kenden we al, dus het begin was moeiteloos en simpel.

Na de brommers te hebben bijgetankt en water te hebben gekocht, pakten we de elektronische kaart er even bij en zagen we dat we de ‘Motorway 55' moesten hebben. Zonder enige moeite reden we de juiste weg op en op de kaart hadden we gezien dat we deze weg voor de volgende 80 kilometer moesten volgen. De weg was meer dan prima en er waren lang niet zoveel weggebruikers (lees: -misbruikers) dan op de weg van en naar Ho Chi Minh. De weg was zelfs voor Nederlandse standaarden redelijk goed dus we maakten ons nergens zorgen over en tuften lekker door.



Het enigste minpunt van de reis was de zon. We werden levend geroosterd en kregen net zo'n krokant velletje als een geroosterd kippetje. De dagen ervoor hadden we er nauwelijks last van maar ik denk al te weten waarom. De lucht buiten de grote steden is vele malen schoner, dus de zonnestralen worden niet meer geblokkeerd door al die smog en vieze uitlaatgassen. Laten we het nemen als een voordeel. We hoeven tenminste geen mondkapjes meer voor te binden, zonnebrilletje is genoeg.

Het landschap is hier, bij vlagen, net zo vlak als in Nederland. Onderweg kwamen we veel ‘weilanden' tegen, waar op het land werd gewerkt. Ook lopen er van die eeuwenoude buffels of ossen rond die het land omploegen. Ik hoop dat ik daar in het vervolg een mooie foto van kan maken als de kans zich aandient. Er staan ook gewassen onder water, maar volgens mij is dat geen rijst. Verder is het gewoon DE manier van reizen op de brommert. Je ziet, hoort, proeft, ruikt, voelt werkelijk alles wat je onderweg tegenkomt. Het is persoonlijker dan in een auto en echter dan met een bus. Op de brommer ben je gewoon een onderdeel van het leven in Vietnam, dat is echt heel bijzonder.


Na een goede twee uur reizen begonnen we toch even te twijfelen aan de juistheid van de weg. Nergens een bordje met ‘La Gi' te vinden, alleen af en toe een verdwaald bordje met een andere plaatsnaam. Toch wisten we dat we nog op de ‘55' zaten, dus dat zou goed moeten zijn. Niet heel veel later werd er geantwoord met een steen langs de kant van de weg '25 km to La Gi'. Yeah!

Vijf kilometer voor La Gi trilde m'n brommer zowat uit elkaar. Opeens een herrie kwam eruit en snel zette ik ‘m langs de weg. Er zat was los aan de linkerzijkant en voor zover we konden zien, kon dat geen kwaad. We reden rustig verder en in La Gi zagen we een garage. Ik gebaarde dat ‘ie moest komen kijken en dat er wat los zat. Binnen 3 minuten had hij het vastgeschroefd en dat voor het schappelijke bedrag van 17 eurocent. Hoppa, dat zijn nog eens prijzen. Niet heel veel later wilde ik ‘m helm wat vaster maken. In plaats van dat het vaster ging, waaide die gewoon van m'n hoofd af.

Ik stopte en zag dat de gesp afgebroken was. Ik vroeg aan een local waar ik een helm kon kopen. Hij antwoordde niet maar ritste de helm uit m'n handen en scheurde weg. Oke, of hij gaat ‘m laten maken of ik ben zojuist bestolen van een kapotte helm. We besloten maar om het even af te wachten in de schaduw. Vijf minuten later kwam hij terug, met de helm en een nieuwe gesp. Voor 5.000 Dong, wederom 17 eurocent, was hij dus weer gemaakt. Tot slot betaalden we iets meer dan 5 euro voor een fatsoenlijk hotel. Helaas zonder internet, maar wel met een knap bed, tv en een eigen badkamer.

's Avonds aten we aan het strand. Overigens hebben we in La Gi, en in Vung Tau, geen 1 toerist gezien. Dus we zijn een ware attractie hier, maar de mensen zijn wel extreem aardig en ik heb nog geen een keer het gevoel gehad dat ze op ons geld uit waren. Natuurlijk vragen ze wel iets meer geld, maar ze zijn echt vriendelijk, aardig en behulpzaam. Enfin, het eten was ‘niet te vreten'. De menukaart was in het Vietnamees, maar met handen en voeten probeerden we aan te geven we rijst met groente wilden en geen vis.

Wat kregen we; vis. Inktvis welteverstaan met de zuignapjes er nog aan. Dit alles in een sojasausje met gestoomde groente. Gelukkig kregen we er wel een bord gewone rijst bij. Maar na het zien van loslopende ratten door het lege ‘restaurantje' was mijn honger snel verdwenen. We bestelden later nog iets wat op brood moest lijken, maar een succes was het niet. We zullen er maar aan moeten wennen, vrees ik! Maar wennen aan de prijzen kunnen we wel, voor nog geen 12 euro per persoon kunnen we gemakkelijk leven hier per dag. Dat zijn nog eens prijzen!

Rich, rich,
Sander

Dag 101

Dag 101 8-4-11 Vung Tau

Met de steekwoorden: ‘Vijftig kilometer ten noorden van Vung Tau, bij de Honda-fabriek rechts, industrieterrein op en tweede links', moesten we het doen. Met de schakelbrommers gingen we op pad en het succes mocht zegevieren. Welkom bij ‘Dobla Asia'!

Pas om half tien rolden we onze twee tweepersoonsbedden uit met als doelstelling; het vinden van Dobla. Even voor diegene die niet weet, wat of wie Dobla is of doet. Dobla is een Nederlands bedrijf dat chocolade-decoraties verkoopt, aan bedrijven, voor op de taart of banket. Walter heeft er een jaar gewerkt en heeft ontslag genomen voor deze reis. Dobla opende haar nieuwe vestiging begin April te Vietnam, Vung Tau dus. En dat wilde Walter natuurlijk met eigen ogen zien aangezien hij dat al maanden geleden had aangegeven. En hoe gaaf is het dan om die plannen in de praktijk uit te voeren.

Althans het was nog theorie want meer dan een adres en een telefoonnummer hadden we niet. Het adres was onvindbaar op ‘google.maps' en het telefoonnummer was onbereikbaar. Uiteindelijk had Walter, in zijn laatste poging, via Skype gebeld en verdomd, hij kreeg de juiste persoon aan de lijn die ons de bovengenoemde steekwoorden gaf. Met die informatie gingen we op pad. In een land waar we de taal niet kennen, waar niemand Engels spreekt, waar er geen bordjes langs de weg staan en waar de ‘weg' ookwel ‘the road to nowhere' wordt genoemd (en niet alleen door JF).

We wisten wel dat het richting Ho Chi Minh-stad was en dat het via de grote weg bereikbaar was. Zo, eerst maar even de grote weg vinden, want voordat we Vung Tau uit waren, waren we een half uur verder. Lukraak reden we door de stad, zonder ook maar een idee te hebben welke weg naar Ho Chi Minh zou moeten gaan. Na eindelijk de weg te hebben gevonden, zo dachten we, gingen we er lekker voor zitten en kon de reis beginnen. Totdat we opeens langs ons hotel reden. Oops, een rondje gereden.

Toch maar even navragen bij wat ‘locals' en met wat handgebaren hebben we de weg gevonden hoor. We herkenden de goede weg aan de enorme rotonde net buiten de stad. Onderweg kochten we nog een zonnebril en een mondkapje. Ik had een van mijn laatste t-shirts doormidden geknipt en die voor m'n neus en mond gebonden. Een mooi rose met wit mondkapje, erg hip.

Na zo'n 50 kilometer te hebben gereden gingen we rustig rijden en om ons heen kijken; op zoek naar een Honda-fabriek. Alsof we een speld in een hooiberg zochten, overal winkels, overal gebouwen maar geen ‘Honda'. Zitten we wel goed? Kijken we wel goed? Was het aan de linker- of aan de rechterkant van de weg? We hadden wel een adres, maar het industrieterrein was zo ‘nieuw' dat niemand, inclusief de locals, geen idee hadden. Toch reden we door en zochten we verder.

Totdat we een Honda-winkel aan onze rechterhand hadden. Het is geen fabriek, nouja, toch maar even kijken voor de zekerheid. De volgende aanwijzing was ‘tweede links' en dat deden we braaf. Het begon meer en meer te lijken op een industrieterrein totdat de weg doodliep. Maar aan het einde van de weg was er een gebouw in aanbouw en ja, daar wapperde drie vlaggen! Een Vietnamese vlag, een Nederlandse vlag en een vlag van Dobla. Missie geslaagd!

We parkeerden onze brommertjes en gingen op zoek naar de Nederlandse werknemers van Dobla die Walter kent. Er liepen zo'n 150 Vietnamese bouwvakkers rond, maar ook waren er zo'n 6 Nederlandse werknemers om het hele proces te begeleiden en alles op te starten, waaronder de eigenaar van Dobla. Handenschuddend werden we ontvangen en met grote ogen werden we aangekeken toen we vertelden dat we op de brommer waren gekomen. ‘Zijn jullie gek geworden?'

Werkelijk waar een prachtig gebouw. Over een maand moet het klaar zijn, maar de werkplaats was wel al klaar. We moesten schortje voor, haarnetje in, voetbeschermers etc. voordat we de werkplaats binnen mochten. Daar werd volop gewerkt aan allerlei verschillende chocolade decoraties. Leuk om te zien, maar vooral indrukwekkend hoe het allemaal gebouwd is. Het is gebouwd op de groei want naast de werkplaats was er nog een tweede werkplaats gebouwd.

Ook interessant om te vermelden is hetvolgende; als je in Vietnam een bedrijfje wilt opstarten moet je, van de overheid, wat doen voor de samenleving. Dobla heeft op de tweede verdieping ruimte gemaakt voor een school; kinderen kunnen daar Engelse les volgen. Tevens biedt Dobla natuurlijk genoeg werkgelegenheid voor de omwonenden. Een Vietnamese werknemer krijgt overigens 1672,- US Dollar per jaar, wat neerkomt op 1220,- Euro; een goede honderd euro per maand dus.

We hebben de hele vestiging van onder tot boven gezien. Tot slot namen we afscheid en mengden we ons weer in het verkeer terug naar Vung Tau. Zo'n 52 kilometer waar je zo'n anderhalf uur over doet. Terug in Vung Tau reden we langs de boulevard waar tientallen boten in de zee lagen. Boven de zee steeg nog een ‘smogzonnetje' uit die fel over het water heen scheen. De zon gaat hier verassend vroeg onder; om 18.15 uur is het alweer gedaan met het zonlicht. Gaat razendsnel hier rond de evenaar.

We dineerden uiteindelijk bij ons favoriete restaurantje waar we gisteravond ookal hadden gegeten. Daar zijn we flink tekeergegaan met ieder 20 mini-loempia's, een bord gestoomde groentes en een twee borden zelfgemaakte patat. Dit uiteraard naar binnen gewerkt met stokjes, hete chilisaus en twee blikjes ‘Sprite'. Dit alles voor nog geen 5 euro per persoon.

Momenteel liggen we weer in ons heerlijke hotel. Morgen gaan we noordwaarts. We gaan straks nog even op internet kijken naar welke plaats we toe willen rijden. Het zal een tocht gaan worden tussen de 100 en de 200 kilometer langs de oostkust van Vietnam. Wat we daar allemaal gaan zien, blijft nog even een verassing. We hebben er in ieder geval zin in!

Up north,
Sander

Dag 100

Dag 100 7-4-11 Vung Tau

De 100e (!) reisdag werd vandaag bekroond met een van de beste reisdagen van de reis. De 120 kilometer tellende rit van Ho Chi Minh naar Vung Tau was de start van ons avontuur in Vietnam. Op een (schakel)brommer dwars door Vietnam heen; Ge-wel-dig!

De honderdste dag van de reis brak aan en dit mijlpaal moest ons wel geluk brengen. Gesterkt door deze bemoedigende gedachte, raapten we onze spullen bijeen; we maakten ons klaar voor de eerste dag van de ‘roadtrip'. Ik draag tijdens mijn reis twee tassen bij me; een backpack en een rugtas. Maar om nou met twee tassen op de brommer te zitten is geen optie dus er moesten harde keuzes worden gemaakt. Ik moest kilo's lozen en ruimte maken om mijn rugtas in m'n backpack te stoppen. M'n backpack weegt overigens zo'n 9 kilo, m'n rugtas zo'n 3 kilo.

In m'n backpack zaten nog ‘Lonely Planets' van Australië en Fiji. Aangezien het boek van Australië meer dan een kilo weegt, moest ik ‘m weggooien. Met pijn in m'n hart, aangezien ik de ‘Lonely Planets' van de landen waar ik geweest ben spaar. Ik heb nu alleen de kaften nog, als aandenken (voor m'n altaar). Ik dwaal af; de rugzak paste in m'n backpack en we liepen naar onze brommers.

Helmpje op en gaan met de banaan, zo dachten we. Mijn brommer startte niet. Ik kreeg ‘m niet aan de praat, maar de man van het hotel lukte het wel, maar dan alleen met een kickstart. De accu was kapot en m'n voorrem was niet helemaal 100%. Maar de broer van de man van het hotel was een monteur en die kon ‘m wel repareren. Daar gingen we dus naartoe, de man van het hotel wees ons de weg en na een kwartiertje door de stad kwamen we aan bij zijn broer. De laatste honderd meter was weer belachelijk en typisch Aziatisch. Door de kleinste steegjes, links, rechts, scherpe bocht, tegenliggers, alles.

Maar we kwamen aan en voor een mooi prijsje, 10 euro, werd er een nieuwe accu ingezet, werd de rem gemaakt en werd de olie ververst. Beide brommers waren in opperste staat en nu waren we toch echt klaar voor de trip. We tankten de brommers tot de nok vol, voor nog geen 2 euro. En voor de zekerheid vulden we onze waterflessen met benzine. Dus als we in nood kwamen onderweg hadden we in ieder geval nog 2x1 liter benzine bij ons. We gaan overigens nog op zoek naar een jerrycan van 5 liter.

Om 12.00 uur vertrokken en namen we afscheid van onze ‘hotel-vriend' die ons perfect heeft geholpen. Daar gingen we hoor; we mengden ons in het knotsgekke verkeer van Ho Chi Minh-stad en wisten wel een beetje de weg. Dat hadden we overigens op internet gezien. Maar nu komt de actie die de hele reis typeert. Als iemand mij zou vragen; hoe was jullie reis? Dan zou ik dit verhaal vertellen.

We belandden op de grote weg en volgens onze ideeën moesten we deze helemaal uitrijden het komende uur. Maar voor het stoplicht veranderden we van plan. Als het stoplicht op rood staat is het een gezellige boel. Tientallen ronkende brommertjes staan dan stil en dan maak je even contact met je buurman of -vrouw. Walter zei tegen een Vietnamees dat we naar Vung Tau gingen. Walter dacht te horen dat hij daar woonde en dat hij daar ook naartoe ging. Zonder het ook maar zeker te weten gingen we achter hem aan. Hij sloeg de ene na de andere weg in. En na 20 minuten kwamen we, zo leek het, bij een tolweg aan. Iedereen moest betalen, dat deden we netjes, maar waarvoor wisten we niet.

We verloren de Vietnamees bijna uit het oog, snel reden we de bocht om en zonder het te realiseren reden we opeens een ferryboot op en werden we naar de overkant vervoerd. Snel even contact maken met de Vietnamees die we volgden. Niemand sprak Engels, iedereen knikt ja en lacht vriendelijk. Wat nu? Terug kunnen we niet meer. Laten we hem maar gewoon verder volgen.

Geen borden langs de weg, geen indicatie waar we heen gingen, alleen de hoop dat we de goede kant op gingen. De weg werd gekker en gekker. De weg hield gewoon op met bestaan eigenlijk (= The road to nowhere). In plaats van fatsoenlijk asfalt werden het gewoon losse stenen. Trucks, vrachtwagens en busjes reden voor ons en stof, smog, viezigheid en troep werd in onze gezichten geblazen. Inhalen konden we niet aangezien we ook nog aan onze brommers moesten wennen. We deden het maar rustig aan en hoopten het beste ervan.

En dat gebeurde, na een kilometer of 2 werd het weer een ‘gewone' weg. Gewoon voor Vietnam-begrippen. Niet is hier gewoon. Het is aanpassen of aangepast worden. De Vietnamees, onze gids, wachtte gelukkig op ons en dan moest het wel zo zijn dat hij ons had begrepen en dat we naar Vung Tau gingen. Dat praatten we onszelf maar in. Het leven op, naast en boven de weg is met geen pen te beschrijven. Ik doe mijn best, maar je moet het gewoon met je eigen ogen zien voordat je dingen wilt geloven die ik hier op papier zet.

Uiteindelijk kwamen we weer op de grote weg en zagen we het eerste bordje: '62 km to Vung Tau'. JA! We bedankten onze gids vriendelijk en gingen verder op ons eigen tempo. Overigens helemaal vergeten te vermelden dat beide snelheidsmeters het niet doen - dus we hebben geen idee hoe hard we rijden en erger nog beide ‘Fuel-meters' doen het niet. Ik dacht dat ‘ie het van mij wel deed maar hij blijft alleen op de ‘F' staan. Dat ziet er natuurlijk aantrekkelijk uit, maar in de praktijk zal dat niet gaan werken. We draaiden de tankdoppen open en zagen nog dat de tanken goed gevuld waren, top!

Rond de klok van 15.00 uur aten we bij een ‘restaurantje'. Hierbij kregen we twee koude witte handdoekjes. En je raadt het al, na 1 veeg over het gezicht was het handdoekje direct zwart. Onze longen staan na 1 reisdag gelijk aan die van een kettingroker hier. Na de tussenstop vervolgden we onze weg en na anderhalf uur arriveerden we in Vung Tau.

Euforisch, toeterend en met de handen in de lucht kwamen we aan bij de oostkust van Vietnam. Geweldig. Dat hebben we toch maar geflikt. De weg gevonden, heelhuids gearriveerd en een rijke ervaring later. Wat een avontuur is dit. Grootser en avontuurlijker dan dit kan het denk ik niet. Wel waren we helemaal gebroken en ons zitvlees is momenteel blauw en rauw. Het is toch vrij intensief zo'n tocht van een goede 4 uur inclusief pauzes. De gemiddelde snelheid zal zo'n 40 kilometer per uur bedragen. De gesteldheid van de wegen kan van rampzalig naar Nederlandse standaarden gaan binnen een kilometer.

Ook zijn er enorme rotondes die qua lengte minimaal 2 voetbalvelden beslaan. Immens gewoon. De contrasten zijn wederom groot. Dan staat er een paleis en 5 meter verderop staat er een geïmproviseerd huisje van golfplaten. Enfin, ik heb half niet verteld wat ik nog wil vertellen, maar ik heb dubbel zoveel informatie gegeven als ik wilde. Feit is dat we voor 7 euro in totaal in een prachthotel liggen en dat we morgen op zoek gaan naar Dobla. Dat wordt het reisdoel en zo zijn de kaarten weer geschud!

Verbiet,
Sander

Dag 99

Dag 99 6-4-11 Ho Chi Minh

Mission Accomplished! Twee verse brommertjes staan hier voor ons hotel. Ze staan te wachten op een avontuur. Ze staan te wachten om binnen 30 dagen naar Hanoi te worden gebracht; uiteraard heelhuids en ongeschonden!

De matrassen hier in Vietnam zijn ons tot nu toe nog gunstig gezind. We liggen voor nog geen 5,50 euro per persoon in een fatsoenlijk, zegmaar goed hotel. Tweepersoonsbed, TV met 60 zenders; waaronder Amerikaanse en Discovery, een eigen badkamer met wc, douche en bad en airco. Ideaal en spotgoedkoop. Na dus goed te hebben geslapen gingen we op pad met een doel; het kopen van twee brommers.

Al snel kwamen we erachter dat, dat niet zo makkelijk ging. Zoals het stel van gisteravond al had gezegd, kunnen toeristen geen eigen brommer kopen omdat je een Vietnamese nationaliteit moet hebben. Het stel van gisteravond wilde het heel graag voor ons doen, maar moest op zakenreis. Ook spreekt zo goed als niemand fatsoenlijk Engels hier dus al na een half uur veranderden we van plan. We gingen op zoek naar iemand die voor ons kon onderhandelen. Bij de Kentucky Fried Chicken kochten we een ijskoude cola omdat het kwik al ver boven de 30 graden uitsteeg.

Bij de stoplichten werden we aangesproken door een Vietnamees. En in half Engels, half gebarentaal maakten we duidelijk dat we een brommer wilden kopen. Hij wist wel iets, zo dachten we, en wenkte ons om op te stappen. Jahoor, natuurlijk.. Daar zitten we, nog geen 10 seconden later reden we met z'n drieën op een brommer door Ho Chi Minh-stad. Walter in het midden en ik achterop. Op een gegeven moment vroeg hij aan Walter of hij wilde sturen. Stelletje gekken hier, wat denken ze wel niet. Maar op een of andere bizarre manier eindigt elke bizarre manoeuvre tot een goed einde. De dikke soep van brommertjes glijdt geleidelijk door elk hoekje van elke straathoek zonder ook maar te vast te klonteren aan elkaar.

Wij dachten dat hij ons naar iemand zou brengen die een brommer verkocht. En telkens zei hij; ‘flive mlinutts'. Hij reed maar door en reed maar door. We wisten totaal niet meer waar we waren, wat we gingen doen en wat hij van ons wilde. Uiteindelijk stopte hij en maakten we duidelijk dat we ergens een brommer wilde kopen. Wat bleek; wij maakten een proefrit van een half uur en hij wilde zijn brommer aan ons verkopen. Voor het schappelijke bedrag van 5 miljoen Dong. Uh.. Nouja, waarom niet? De brommer leek prima te rijden, zelfs met drie man erop.

Uiteindelijk werd het 4 miljoen Dong wat zo'n 130,- euro is. We pinden geld en midden op de straat sloten we de deal. Ook nog twee helmen voor de prijs in geregeld en deze Honda was van ons. Toch wat achterdochtig overhandigden we hem het geld en ik ging direct op de brommer zitten en hield de sleutel vast. Onwetende of het nou een goede of een slechte deal was maakten we een proefritje en om vervolgens de weg terug te zoeken. We mengden ons in het knotsgekke verkeer en wonderbaarlijk genoeg ging het ons prima af. We vonden zelfs binnen een kwartier de weg in deze nog onbekende stad.

Op de hoek van het grote rotonde, bij ons hotel, lieten we de brommer nakijken. De stoep is gewoon de garage en een jongen, niet ouder dan 14 jaar, checkte onze brommer. Hij verving de remschijf en voor 30.000 Dong = 1 euro, hadden we een gloednieuwe remschijf en was alles (voor zover wij wisten) in orde. Brommer teruggebracht naar het hotel waar we de man van de ‘security' ons stond op te wachten. Hij wist nog wel een brommer voor ons te regelen, maar dat kon pas om 16.00 uur. Prima, wij namen even een welverdiende break.

Om 16.00 uur kwam er een rode brommer voorbij gereden en voor 4,2 miljoen Dong was hij van ons. Maar de rem deed het niet super dus we wilden er maximaal 3 miljoen voor geven. De deal ging niet door. Er kwam een andere voorbij, maar die zag er niet beter uit en was nog eens duurder. We dachten; laten we gewoon niet teveel nadenken: GEWOON DOEN! En dat deden we; de rode brommer kwam weer terug en we kochten ‘m voor 4,2 miljoen Dong = 140 euro. Daarbij kregen we een registratiekaart van de brommer met het kenteken etc.

De man van de ‘security' bekeek onze, eerste brommer, de Honda nog even. Of we het ‘registratiekaartje' van de brommer wel hadden gekregen. Welk registratiekaartje? Foute boel zei hij; dat MOET je hebben anders krijg je dikke boetes van de politie. Gelukkig hadden we nog een telefoonnummer van de ‘man van de eerste brommer' en via, via kregen we hem te pakken.

Hij deed vaag, maar gaf ons een adres. Het adres schreven we op en gaven we aan een taxi chauffeur die ons naar de plek zou brengen. Onderweg dachten we dat we zwaar genaaid werden. Zonder dat registratiekaartje hadden we geen bewijs van de koop. Hij kan wel zeggen dat we de brommer van hem hadden gejat. En waarom zou hij ons het kaartje alsnog geven? We gaven de taxichauffeur extra geld om hem nogmaals te bellen en hem op straat te ontmoeten. Gelukkig nam hij op en voor een middelbare school spraken we af.

Uiteindelijk zagen we hem en we stapten razendsnel uit. We waren niet van plan om vriendelijk te zijn en zeiden direct: ‘Give us the card from the motorcycle!' hij antwoordde zoals we hadden verwacht; hij begreep het niet en zei; welke kaart. Toen kon ik gelukkig het kaartje laten zien die ik had gekregen van de rode brommer. Hij aarzelde even en leek iets sluws te gaan bedenken. Maar we gaven hem geen kans en uiteindelijk gaf hij het registratiekaartje van de brommer aan ons..

Het bovenstaande heb ik waarschijnlijk niet helemaal kunnen beschrijven zoals ik wilde, maar het kwam erop neer dat het allemaal vrij spannend was en dat we niet van plan waren om ons te laten besodemieteren. Uiteraard is het onze naïviteit om van de eerste en beste man een brommer te kopen, maar zo hebben we het ook gedaan met de Nissan. En de Nissan was, voordat ZIJ te water ging, zeer betrouwbaar en een uitstekende koop. In Australië treuzelden waardoor we helemaal niks kochten en tegenwoordig ‘doen' we gewoon en zien we wel hoe het uitpakt.

Met dus twee brommers, en twee helmpjes, voor onze deur hebben we ons doel gehaald. Morgen laten we de rode brommer nog even nakijken, kopen we een ‘roadmap' en gaan we naar ‘Vung Tau' waar Dobla (het bedrijf waar Walter heeft gewerkt) een nieuwe vestiging heeft geopend. Vung Tau ligt op 150 kilometer van Ho Chi Minh-stad en hoe we daar gaan komen weten we niet. Dat er een weg naartoe gaat is een ding wat zeker is, maar welke? Dat gaan we morgen uitzoeken.

Second Roadtrip; Here We Come,
Sander

Dag 97 en 98

Dag 97 en 98 4 en 5-4-11 Ho Chi Minh

Brommers, scooters, taxi's, kikkerpootjes, smog, 30 graden, miljoenen ‘Dongen', Vietnamezen en nog meer Vietnamezen. Welkom in Vietnam, welkom in het gekkenhuis, welkom in het beloofde, goedkope land!

Nog even terug naar Hong Kong. Voor dag 97 hadden we als reisdoel; ‘het regelen van het Vietnamese visum' gesteld. En reisdoelen moeten verwezenlijkt worden en dat werd het. Na een wandel/zoektocht door de stad vonden het de Vietnamese ambassade op de 15e verdieping van een van de honderden wolkenkrabbers. Aangezien het maandag was en we dinsdag zouden vliegen moest het met ‘haast' gebeuren en dat kostte zo'n slordige 50 euro per persoon. De laatste 3 maanden ben ik vrij goed geworden in het snel uitgeven van veel geld.

Binnen 30 minuten hadden we een stempel in ons paspoort staan; ‘1 month single entry'. Dat betekent dus dat we 05/05/2011 het land uit moeten zijn en dat we niet ‘even' naar een ander land kunnen gaan en dan weer terugkomen. Na deze verwezenlijking bezochten we het voetbalstadion van de grootste voetbalclub van Hong Kong en beklommen we een willekeurig hoog gebouw.

Walter mocht een gebouw uitkiezen, wat een mazzelaar, en daar probeerden we het dak op te komen. We slopen de lift binnen en gingen naar de 31e etage. Aangekomen op de bovenste etage namen we de ‘fire exit' om vervolgens op het dak te belanden. We keken over de stenen railing en kregen van top tot teen de bibbers. We werden overigens omringd door nog meer en grotere gebouwen. Vervolgens zagen we een klein trappetje die naar het hoogste punt van het dak leidde. Ik klom erop en zette voet op het dak. Met knikkende knieën keek ik om me heen om uiteindelijk zo snel mogelijk weer naar beneden te klimmen. Hoppa we konden weer iets afstrepen.

We eindigden de dag op ‘Star Avenue' waar we een werkelijk fenomenaal zicht hadden op de skyline van Hong Kong. Om 20.00 uur begon tevens een lasershow. De lasershow stond nog in de kinderschoenen maar het uitzicht alleen al was meer dan moeite waard. Ik heb wat foto's op het blog gezet, maar de ‘grootsheid' was niet vast te liggen. Als ik 360 graden draaide dan waren er overal wolkenkrabbers. De ene groter dan de andere. Wat een metropool!

Op de terugweg concludeerden we dat Hong Kong helemaal geen straf was. In tegendeel; de dagen extra hebben ertoe geleid dat we veel van Hong Kong hebben kunnen zien. En zo zie je maar weer dat alles weer een voordeel heeft. Het nadeel vergeten we, alleen de bankrekening laat het ons herinneren. Hong Kong is goedkoper dan Nieuw-Zeeland, maar alsnog prijzig. Een overnachting kost je zo'n 20 euro per persoon en als je toeristische dingen gaat doen, betaal je een toeristische prijs. Alleen de McDonalds is vriendelijk geprijsd; nog geen 3 euro voor een Large menu. Een Large menu wat nu een voorafje voor ons is geworden.

Dag 98 brak aan en om 16.20 stond er een vlucht op ons te wachten. Dat betekende dat we lekker gingen uitslapen en rustig gingen ontbijten. Een gevarieerd ontbijt van puddingbroodjes tot chocolade donuts. En toch eten we elke dag twee bananen en een appel. Leuk feitje om te vermelden zijn de kilo's. Toen ik in het ziekenhuisje lag in Fiji toen woog ik een schamele 67 kilogram. Toen had ik al drie weken barweinig gegeten. Momenteel weeg ik tegen de 75 kilogram en dat betekent gewoon een goede 8 kilo erbij, haha! Reizen is gezond..

Op het vliegveld wachtten we zo'n 3 uur voordat we het vliegtuig binnen konden. Een vlucht met Cathay voelt als een avondje uit. De nieuwste films tot je beschikking, elke muzieksoort die je je maar mag wensen, documentaires, gratis eten en drinken, snacks, noem het maar op. Het vliegtuig was overigens nieteens halfvol, eerder halfleeg. Daarom hadden we ook nog eens de beste plekken met genoeg beenruimte voor een weeshuis. Het enige nadeel was dat de vlucht maar 2 uur en 20 minuten duurde. Met pijn in het hart was de vlucht al snel ten einde. Want lange afstanden reizen, lang wachten kennen wij niet meer.

We stapten uit in een benauwend warm Vietnam, 31 graden, waar het inmiddels 18.30 was geworden en het al donker was. Het tijdsverschil met Nederland is nu 5 uur in het voordeel van Vietnam. Na onze bagage te hebben opgehaald en de zoveelste stempel op het paspoort werd gezet, gingen we naar het pinautomaat. Hier namen we ieder 2.000.000 Vietnamese Dong op. Van arme sloebers naar miljonairs in nog geen minuut. Nee, 2.000.000 is het maximale wat je op kan nemen en dat is, schrik niet, maar 67 euro. Niet normaal..

Wat nog meer niet normaal is, en dat is eigenlijk onbeschrijflijk, is het verkeer hier. Er rijden hier geen auto's op de weg. Maar auto's rijden hier tussen de brommertjes door. Stoplichten staan er, maar dat is een formaliteit. Bij elk kruispunt staan minimaal 100 brommers. Oversteken is zelfmoord en het is ieder voor zich en god voor ons allen. Uit ieder donker gaatje doemt een ‘bebrommerde' Vietnamees op met oogkleppen voor.

De avond aten we ‘op straat', zoals je dat hier betaamt te doen. Een doodgewone stoep voor een Nederlander is hier een openlucht restaurant voor een Vietnamees. Plastic stoeltjes en een uitklaptafel en iedereen kan plaatsnemen. We aten spicy kippenvleugeltjes om maar even veilig te beginnen. Naast ons zat een Vietnamees stel waar we snel contact mee kregen. Ze hadden in de VS gewoond dus ze spraken uitstekend engels. We kregen een snelcursus Vietnamees en leerden het een en ander over het leven hier. Ook aten we een geroosterde kikkerpoot wat eigenlijk gewoon als kip smaakt. We zullen in het vervolg wel raardere dingen voorgeschoteld krijgen!

Morgen hebben we als reisdoel; het kopen van een brommer gesteld. Een redelijke 2e hands zou zo'n 200 a 300 euro moeten kosten. Alleen kan je dit niet zelf doen, want dan word je zwaar opgelicht dus dat moet een ‘local' voor je doen. Hoe we dat allemaal gaan aanpakken en doen, weten we niet. Dat we het gaan doen is een ding wat zeker is. Feit is dat we niet moeten treuzelen en zo snel mogelijk dingen regelen zodat we lekker snel op reis kunnen. Van zuid naar noord rijden, 1500 kilometer, langs de oostkust van Vietnam wordt het doel. En dat alles in 1 maand tijd!

Dongggggg,
Sander

Dag 95 en 96

Dag 95 en 96 2 en 3-4-11 Hong Kong

De dagen ‘extra' in Hong Kong leken even een straf te worden, maar uiteindelijk hebben we ons meer dan uitstekend vermaakt. Als volwaardige toeristen zijn we langs, door en onder Hong Kong gereisd met de ‘Big Boeddha' en ‘Disneyland' als hoogtepunten!

Nog even terug naar de avond van dag 94. We waren klaar om op tijd te gaan slapen omdat we de volgende dag om 06.00 uur al op pad moesten om naar het vliegveld te gaan. Totdat we er dus achter kwamen dat we geen ‘visa on arrival' konden krijgen. In Auckland werd verteld dat dit geen probleem zou worden, omdat we een Nederlands paspoort hadden. Op internet werd met grote uitroeptekens vermeld dat je niet zomaar Vietnam kan binnenwandelen. Ook de vader van Walter had ons meerdere malen hierover geïnformeerd, maarja wie niet luisteren wilt, moet maar voelen!

Cathay Pacific direct maar gebeld en de vlucht verzet. Het is overigens meer dan uitstekend geregeld bij Cathay Pacific, een topbedrijf. We verzetten de vlucht alsof het een bus ticket is. We kunnen de vluchten kosteloos verplaatsen zonder enige moeite. Ik geef ze hierbij de warme douche.

Dag 95, 2 april; mijn verjaardag werd gevierd met een verzorgd ontbijt op bed door reisgenoot Walter Pomp. Het arrangement bestond uit een gepoedersuikerd roombroodje, een hotdogbroodje en als spreekwoordelijke kers op de taart een groen en wit schuimgebakje; die overigens niet te eten waren. Zo'n verjaardag maak je maar een keer mee temidden van een metropool als Hong Kong.. en maar goed ook!

Vervolgens hadden we een reisdoel nodig want lukraak door de stad ‘banjeren' hadden we geen trek in. In deze ‘eenheidsworst-stad' heb je een doel nodig. We hadden al gehoord dat ze in Hong Kong de grootste ‘buitenlucht-boeddha' ter wereld hebben, dus dat werd ons doel van de dag. Na een uurtje in de metro te hebben gestaan, kwamen we aan bij de kabellift die ons naar de top van de bergen zou brengen. Maar niet voordat we even gingen snacken. Voor de verandering werd het de ‘Pizza Hut'. Dit ter afwisseling van de McDonalds, Burger King, Subway, Kentucky Fried Chicken, de McDonalds en de McDondals.

Na een kwartiertje met de kabellift kwamen we aan bij een dorpje in de bergen. Zwaar toeristisch, maar wel erg indrukwekkend. Tempels, standbeelden, gouden beelden, chinese huisjes en uiteraard de enorme boeddha als toetje. Op de buik van de boeddha stond overigens een enorm hakenkruis. Ook in hekwerken was dit kruis meerdere malen verwerkt. Bizar gewoon, ik schrok me rot. Exact hetzelfde hakenkruis als de nazi's gebruikten tijdens de 2e Wereld Oorlog. Ik moet het natuurlijk andersom zeggen want Hitler had het symbool van het boeddhisme ‘geleend'. Het fijne weet ik er niet van, dus ik laat me d'r niet verder over uit. Ik denk dat ik Opa Sneek maar eens om een geschiedenis les moet vragen. Die weet alles wordt gesuggereerd in de wandelgangen van het blog..

Na de bezichtigingen liepen we terug naar de kabelliften waar we meer dan een uur hebben moeten wachten. Gewoon staan in die brandende zon. Het leven is loeizwaar als je een toerist bent en je moet al die dingen zien, elke dag foto's maken, blog updaten, mensen ontmoeten, ervaringen opdoen, cultuur snuiven etc. Maar die taak neem ik maar op me, iemand moet het doen. De dag sloten we af in de Burger King, waar we concludeerden dat de patat van de Burger King krokanter, zouter en smakelijker was.

Dag 96 brak aan op een stenen matras. Ik klaag veel over de gesteldheid van matrassen door de nachten heen. Maar dit matras sloeg alles. Het matras, leek op een matras maar dat was het niet. Alleen de stof deed vermoeden dat het een matras was. Het was stof en direct een houten plaat. Dit in combinatie met een wiebelend stapelbed en een chagrijnige Fransman op de kamer, deed ons besluiten dat we wel wat verdiend hadden. We waren toe aan nog een dagje toerist zijn en het werd Disneyland Hong Kong!

Walter kwam met allerlei verhalen; de grootste Disney van de wereld, de meeste attracties. Achteraf gezien stelde het qua grootte en attracties weinig voor. Wel was het park natuurlijk prachtig, de attracties mooi en we hebben een topdag gehad. Het hoogtepunt was de ‘Space Mountain' waar we gewoon niet in pasten. De karretjes zijn niet gebouwd op boomlange Nederlandse slungels. Maar met het nodige vouwwerk wurmden we onszelf in het karretje. Verder hebben we nog een show van ‘The Lion King' gezien en hebben we het gros van de attracties wel gehad.

Na een Big Mac menu Large, ter waarde van 2,50 euro, gingen we op zoek naar een kamer. Die vonden we en voor 17 euro per persoon, per nacht, liggen we hier met gratis internet te chillen op de kamer. We hebben gratis internet en hebben er weer hevig op los geskyped wat een leuke manier van communiceren is.

Voor morgen hebben we als reisdoel: het visum van Vietnam rondkrijgen zodat we overmorgen, dinsdag 5 april, naar ‘Ho Chi Minh' kunnen vliegen. Volgens onze informatie heb je zo'n stempel binnen het uur geregeld maar onze informatie is vaak niet zo betrouwbaar en komt niet altijd overeen met de werkelijkheid. De werkelijkheid is dat we zin hebben in Vietnam. En vooral om de reden dat het daar zo enorm goedkoop schijnt te zijn en daar is smacht mijn bankrekening momenteel naar!

Visa, visum, visa's,
Sander