Dag 124 en 125
Dag 124 en 125 1 en 2-5-11 Pak Chong
De tussenstop in Thailand heeft zich in deze twee geweldige dagen al meer dan uitbetaald. Ik heb mooie foto's kunnen maken en belangrijker nog; we hebben weer enorm veel avonturen meegemaakt. We
stonden op 5 meter afstand van een twee-meter lange krokodil die voor onze neus een zwemmende hagedis op at terwijl er tientallen bloedzuigers een weg omhoog zochten via onze voeten. Dodelijke
slangen, giftige schorpioenen en gevaarlijke duizendpoten. En laten we de grootste vogel van de jungle niet vergeten met een spanwijdte van twee meter; ‘The great Hornbill'.
Ik begon steeds handiger te worden in het ‘handmatig scherpstellen' waar ik normaal gesproken de automatische functie gebruikte. Een stilstaande bloem en een ongevaarlijke duizendpoot waren goede oefenstof, aangezien dit later wat gevaarlijker werd. We gingen even een kijkje nemen bij het nabijgelegen winkelcentrum waar we wat donuts kochten bij de supermarkt. Vervolgens was het tijd om terug te lopen voor het begin van de halve dag.
We begonnen bij een waterbron, die van onder de bergen vandaan kwam, waar we stopten om te gaan zwemmen. Het was een dolle boel dat er twee lange Nederlanders in onderbroek kwamen zwemmen aangezien
de Thaise mensen met kleren en al het water in gingen. Het mocht de waterpret niet drukken. De trip ging verder langs modderige wegen naar een vleermuizen grot waar talloze vleermuizen ons om de
oren vlogen. De geur was verre van aangenaam aangezien vleermuizen ‘het' niet netjes op de wc doen, zoals bijvoorbeeld Walter en ik het doen..
De zon was al ver onder en samen met een Franse familie stapten we in de auto om terug te keren naar ‘Bobby's'. Op de terugweg stopten we nog voor een slang. Op het oog niet zo'n bijzonder slang,
maar schijn bedriegt. Na 1 beet van deze slang heb je nog 60 minuten te leven.. Heelhuids aangekomen aten we heerlijk waarna we twee Belgische reizigers verwelkomden. De eigenaar, zijn vrouw (+
aanhang) wij en de Belgen verkenden vervolgens het Thaise nachtleven. En dan kan je niets anders doen dan naar een ‘Karaokebar' gaan. Het was een doldwaze boel waar Walter de show stal en de harten
van alle Thaise mensen voor zich won met vele klassiekers.
De bomvolle dag van dag 125 brak aan en dat was een vroegertje; 06.30 stonden we al naast onze bedden. Na een omeletjes als ontbijt werden we met 8 man achterin een jeep gepropt. Twee Franse
mannen, twee franse vrouwen, twee Belgen, twee Nederlanders en twee gidsen. Het eerste spektakelstukje was een klein slangetje met een gele kraag die bij de ingang van het park over de weg heen
zwierf. Vervolgens gingen we het park in waar we die geweldige ‘Great Hornbill' zagen. Wat een machtig mooie vogel, mooier krijg je ze niet.
En terecht want we moesten eerst de rivier oversteken. Dat konden we met natte voeten af door over stenen heen te springen. Toen ging de gids voorop, we moesten stil zijn, maar ook razendsnel. We
gingen van het pad af en de gids sloeg met zijn ‘manchetten' een weg voor ons uit richting de oeverbank waar de krokodil lag. Toen werd het toch wel een beetje spannend. We vonden onze weg en
hoefden alleen nog een kleine afdaling naar de rivier te maken. Wortels, doornachtige takken, hoog gras en bloedzuigers waren de obstakels.
Met een zo goed als onzichtbare krokodil in het water, waarvan we alleen de ogen soms zagen, stonden wij nog aan de oever dan de rivier. Er zwom ook een hagedis in het water en die had de krokodil al lang van te voren gezien. Voor we het wisten, gingen de kaken van de krokodil open en klapten razendsnel dicht. Als je, je ogen zou knipperen dan had je het wellicht gemist. Met een halve hagedis in zijn bek, werd het de hoogste tijd om te gaan verkassen en snel ook!
We klauterden omhoog via de modderige en overwoekerde rivieroever. De gids was ook volledig in extase en rende over het gemaakte pad terug. Wij pijlsnel de gids achterna die 50 meter verder tot stilstand kwam en gebaarde om rustig te zijn en geen geluid te maken. De oversteek, waar we de rivier zijn over waren gestoken was te gevaarlijk geworden omdat er waarschijnlijk wel meer krokodillen zaten. Twintig meter verder lag een boomstam over het water waar we, na even goed gekeken te hebben, over heen balanceerden. Niet in het water vallen, niet in het water vallen, niet in het water vallen was het devies.
Uiteindelijk kwamen we veilig terug aan wal en dolenthousiast deelden we onze verhalen met de ‘mede-tourmensen' die het spektakel van de overkant konden meemaken, maar helaas niet helemaal goed konden zien vanwege de begroeiing. Ondertussen tikten we nog steeds de bloedzuigers van ons af maar ik had de pech dat er een gat zat in mijn ‘leach sock'. Een ‘bloedzuigers-sok' is een feite gewoon een extra sok zodat ze niet op je huid kunnen komen. Aangekomen bij de rustplaats vond ik drie volgezogen bloedzuigers op mijn been die een klein wondje achterlieten die goed aan het bloeden waren. Been eraf was de enige behandeling!
Na het krokodillen-avontuur hebben we nog een waterval bezocht, vliegende witte spinnen gezien, vlinders gezien, op het hoogste punt van het park gestaan en uiteindelijk nog een flinke varaan gespot. De enige smet was dat we geen wilde olifanten hebben gezien, als je dat een smet mag noemen overigens. Het was een supergave dag met leuke mensen, mooie foto's en spannende avonturen. Flink waar voor ons geld gekregen; deze dag duurde van 7 - 19 uur en gisteren ook nog een paar uurtjes. Dit alles voor 35 euro per persoon. Zelfs voor iemand die geen geld heeft, is dat nog een koopie.
Vergeet, nogmaals, niet de rest van de foto's te bekijken. Wat een dag, wat een avontuur, wat een foto's en wat een fantastisch land om op reis te gaan. Ik zou iedereen aanbevelen om dit land te komen bezoeken en net zoveel mooie dingen te zien en mee te maken als ik heb gedaan; zowel met Kaki als met Walter. De realiteit leert ons wel dat aan alles een einde komt en dat de dagen hard gaan. Zes mei vliegen we naar Kathmandu waar ons laatste echte avontuur zal plaatsvinden.
Afkicken,
Sander
Link
Klik - hier -voor een fotoserie van de mooiste foto's van de 'Sun,Sea,Sky' van Fiji & Australie.
Dag 123
Dag 123 30-4-11 Pak Chong
Thailand! Het land waar het reizen voor mij is begonnen. De reden waarom ik nu hier ben, de reden waarom ik deze hele reis maak, de reden waarom ik altijd zal blijven reizen; Thailand!
Na het verhaal van ‘Dag 121 en 122' te hebben geplaatst, stapten we op het vliegtuig. Het vliegtuig van ‘Qatar Airways'. Een vlucht van 1 uur en 50 minuten die razendsnel voorbij vloog, vol met luxe en comfort. We landden een uur na middernacht en Dag 123(45678910eke) was een feit. Direct herkende ik al dingen op het vliegveld. Tot nu toe is het een hele grote flashback geweest, uiteraard in de beste zin van het woord.
We gingen gemakkelijk door de douane waar we de zoveelste mooie stempel kregen in onze Nederlandse paspoorten. Alleen nog de bagage ophalen en op naar de stad; maar er zat een luchtje aan. Een alcoholluchtje welteverstaan. De olijfgroene backpack van Walter was opeens, bij vlagen, ingekleurd met een rode kleur en een nare geur. De wijnfles was in zijn tas stuk gegaan. Er was dus aardig gesmeten met de tas. Z'n kledij was gelukkig nog vrij intact en de rest van de inhoud had ook weinig te lijden gehad.
Tien minuten later zaten we in een taxi, op weg naar de o zo bekende ‘Ko San Road'. Iedereen die in Thailand is geweest, is daar ook geweest en het leek mij slim om daar heen te gaan aangezien daar
veel hotelletjes zijn en belangrijker nog: een McDonalds! We stapten uit de taxi, liepen 10 meter en 3 minuten later hadden we alweer een BigMac in onze mond. Dit ‘medium' menu werd om 02.30 uur
achter slot en grendel gestopt waarna een slaapplek voor 11 euro werd gevonden.
Vlak voor de middag ontbeten we bij de Subway waarna we onszelf een doel stelden; op naar de jungle! Van de reis met Kaki wist ik nog precies waar, wie en hoe we daar moesten komen. We pakten een
taxi naar het noordelijke busstation waarna we een busticket kochten naar ‘Pak Chong'. Het straatbeeld ten opzichte van Vietnam is een wereld van verschil. In Thailand zijn de hoofdwegen
uitstekend, rijden er (bijna) geen brommers op de weg, worden toeters alleen in nood gebruikt en is alles gewoon 10 a 20 jaar verder ontwikkelt. Wel ben ik ervan overtuigd dat Vietnam over 10 jaar
even ver is in haar ontwikkeling en waarschijnlijk nog verder. Vietnam is het beloofde land van Azië, qua ontwikkeling. Bedrijven openen graag nieuwe vestigingen in Vietnam. Dit hebben we met eigen
ogen kunnen zien; Dobla!
De buschauffeur reed ook rustig en de rit besloeg zo'n 3 uurtjes. Even over vijf uur stapten we uit en wederom werd ik overspoeld door flashbacks. Ik zag alles weer voor me. Twee jaar geleden liep ik over de loopbrug zoekend, smekend naar een wc. Ik had, laat ik het netjes zeggen, wat last van mijn darmen en aan de overkant van de straat vond ik een wc. Nouja, gat in de grond. Ook was er nergens wc-papier te bespeuren.. Dit daar gelaten; toen ik terugkwam had Kaki een slaapplek geregeld bij ‘Bobby's Appartment' en dat was geweldig daar!
Dus toen Walter en ik uitstapten liepen we over dezelfde loopbrug, ditkeer zonder te zoeken naar een wc. We zochten wel naar een taxichauffeur die ons naar ‘Bobby's Appartment' kon brengen. Maar niemand leek het te kennen. Na het 5 mensen te hebben gevraagd, begon ik sterk te twijfelen aan mezelf, heette het echt zo? Toch gingen we door en uiteindelijk wist iemand het wel, zo leek het. We namen de gok en namen plaats in zijn ‘tuktuk'. Foto van het kenmerkende vervoersmiddel van Thailand zal nog volgen.
Met twee lange jongens achterin reed hij ons richting ‘Bobby's Appartment'. Ik begon steeds meer dingen te herkennen; het winkelcentrum, de tempel, het reclamebord. ‘He, hier stond twee jaar geleden nog geen McDonalds'. De tuktuk-chauffeur reed langzaam op de vluchtstrook van de weg aangezien hij het allemaal niet meer wist. Maar gelukkig wist ik het weer allemaal. ‘Go left, in the end to the right'. En ja! Daar stond het gebouw, wat er nog precies hetzelfde uitzag. De omgeving was wel veranderd, in plaats van lege grasvelden, werden er nieuwe hotels gebouwd.
De eigenaar, een kale Duitser, herkende mij niet meer, maar ik hem wel. Een ontzettend aardige man overigens die hart heeft voor zijn ‘bedrijfje', die hij samen met zijn Thaise vrouw runt. We kregen kamer 6 toegewezen, dezelfde kamer waar Mariska en ik ook sliepen. Ook boekten we de ‘anderhalve-dag-tour' door de jungle, die het zeker waard is om nog een keer te doen. De kamer ziet er prima uit en kost nog geen 2,50 euro per persoon. Inclusief eigen badkamer en gratis internet. Maar het beste van alles; de vrouw van de eigenaar is de chef. Pad-thai was het avondeten en eerlijk waar; de beste maaltijd van deze hele reis. Zelfs beter dan een BigMac. We hebben direct 3 nachten geboekt. Onder het avondeten sprongen de kikkers ons overigens om de oren.
Deeerstefotois er een van een giftige kikker. Dus geen goed idee om van zijn pootje te knabbelen. Ook kwam de huiskat opeens met een klein muisje in zijn bek aan die piepende geluidjes maakte. Dat
moest wel een speeltje zijn. Maar nee, een echte, levende nog. Ik haalde ‘m uit de bek en zette ‘m op de tafel. Vervolgens, toen de kat niet keek, nam ik de muis mee en liet ‘m vrij op het
nabijgelegen grasveldje. Dat mag ‘de heldendaad' van de reis worden genoemd. Dank u.
Morgenmiddag begint de jungle tour met een halve dag aan activiteit. Ik kan mij herinneren dat er dan tienduizenden vleermuizen, bij zonsondergang, uit de grot komen, over het platteland heen vliegen en hun weg zoeken naar het schemerige oerwoud, waar ze 's avonds gaan jagen. Dat beloofd spektakel en geheid mooie foto's!
Op Thailand,
Sander
Dag 121 en 122
Dag121 en 122 28 en 29-4-11 Hanoi-Vliegveld
Het reisplan is gemaakt, de vluchten zijn geboekt, alleen de invulling volgt nog. Vanavond vliegen we van Hanoi naar Bangkok waar we even na middernacht landen. We vertoeven een weekje in Thailand
waar we een jungle-tocht gaan maken. Zes mei vliegen we via India naar Kathmandu, Nepal. ‘Het dak van de wereld' wordt ons onderkomen voor de laatste weken van de reis.
Hanoi is een nare stad. Daar kan ik kort over zijn. Smalle straatjes vol met brommers, taxi's, fietsvervoer, mensen en het ergste van alles; nare toeristen. We hebben onze tijd dan ook gewoon uitgezeten en eigenlijk niets noemenswaardigs gedaan. Geen avonturen dit keer, gewoon even helemaal niks.
We hebben deze twee dagen in een perfect hostel gebivakkeerd. Alles was meer dan prima geregeld. Beneden had je gratis internet, je had een restaurant waar ze tussen 5 en 6 heerlijke pizza's hadden voor de helft van de prijs, de douches waren zalig maar er was een nadeel. Dat waren de backpackers. Bah. De standaard backpacker is een ‘naar persoon'. Ik kan mezelf niet omschrijven als een standaard backpacker omdat backpackers maar een ding doen de hele dag; dat is bier drinken, overdag slapen en 's nachts uitgaan. Verder voeren ze geen klap uit, doen georganiseerde uitstapjes en nogmaals; drinken alleen maar alcohol.
Het is vreselijk gewoon. Het ergste is gewoon dat ze zeggen dat ze het land hebben gezien en hebben doorgereisd, maar in feite hebben ze niets gezien omdat ze overdag slapen. Het uitgaansleven hebben ze gezien, dat wel. En dan ontmoeten ze alleen maar mede-backpackers. Misschien zijn wij wel saai in hun ogen, maar wij geven liever ons geld uit om een land echt te zien en te leren kennen. Ook ging er een soort ‘backpackers-hoestje' door het hele hostel heen. Bijna iedereen leek er wel mee besmet te zijn. Het is hardnekkiger dan malaria en luidruchtiger dan de toeter van een vrachtwagen. En vrij besmettelijk aangezien ze het in de nachtelijke uurtjes uitwisselen.
Nee, ik ben er geen fan van. Waar ik wel fan van ben is het feit dat we geprofiteerd hebben van een aantal kamergenoten. Een Nederlands meisje kwam gisteren stampend de kamer binnen omdat ze haar ouders niet kon bezoeken in Indonesië. De reden: ze kon geen malariapillen vinden want ze had een speciaal soort nodig (malarone). En toevallig had ik nog 27 malariapillen in mijn tas zitten voor het geval dat wij door Laos zouden reizen. Ik opperde dat ze die van mij wel mocht hebben (lees: kopen).
Ja, dat vond ze prima. Ze zijn alleen wel prijzig, 3 euro per pil. Ze kocht ze allemaal voor de volle prijs en dat betekende dat we binnen 5 minuten 80 euro hadden verdiend. Jammer genoeg waren de malariapillen van Walter verdronken in de wateren van Nieuw-Zeeland. Met het geld op zak waren we van plan om nog meer geld te verdienen en dat deden we. We verkochten beide brommers voor 3,7 miljoen Dong, wat neerkomt op zo'n 130 euro. Wat uiteindelijk neerkomt op 210 euro verdiend op een dag. In plaats van dit geld koesteren, gingen we het direct uitgeven. We kochten, online, twee tickets van Bangkok naar Kathmandu op 6 mei. De tickets kostte ons uiteindelijk 200 euro per persoon.
Ik typ momenteel vanaf het vliegveld en we kunnen zo goed als inchecken. Daarom stop ik met schrijven en zet dit verhaal op het internet nu ik nog verbinding heb. Zogezegd een weekje Thailand en
waarschijnlijk zo'n drie goede weken Nepal!
Op een mooie laatste maand,
Sander
Dag 119 en 120
Dag 119 en 120 26 en 27-4-11 Hanoi
Het zat er ook weer aan te komen, het ging te goed allemaal. Alles verliep volgens plan; er was geen vuiltje aan de lucht. Net toen ik geld wilde pinnen kwam ik erachter dat ik geen portemonnee meer had..
De dagen hiervoor waren zo rustig, gemoedelijk. Er was geen spektakel te bespeuren, we waren gewoon lekker bezig met ons doel te verwezenlijken om in Hanoi te komen. Dag 119 kan samengevat worden
in een hachelijk moment. We reden op 100 kilometer van Hanoi en waren 20 kilometer verwijderd van onze slaapplaats in ‘Nam Dinh'. Niks leek ons in de weg te staan totdat mijn brommer opeens
compleet uitviel. Niks deed het meer, de motor stopte en ik rolde tientallen meters uit. Met de hand op de toeter wist ik Walter, die voor me reed, net nog te waarschuwen zodat hij niet zonder mij
verder reed.
Ik kon ‘m niet meer starten en we hadden eigenlijk al afscheid genoemen van m'n oude vertrouwde rode schakelbrommer. Er waren ditkeer geen huizen in de buurt of garages om de hoek. Nouja, eentje
dan. Ze waren daar bezig met wat houtbewerking en met de brommer in de hand liep ik naar binnen. Maar natuurlijk, iedereen is een monteur en al snel werd er hard aan gesleuteld. Er werd iemand
opgebeld die vijf minuten later ter plaatste was.
Ik kan het niet anders omschrijven dan dat de motor een ‘bypass' heeft gekregen die ervoor zorgde dat de motor weer liep als een tielerier. Ik zag het allemaal alweer gebeuren, vlak voordat we ‘m willen verkopen, gaat ‘ie stuk. Maar gelukkig, het zat allemaal mee, we konden na een half uurtje gewoon weer verder rijden naar ‘Nam Dinh'. Een relatief groot plaatstje op 90 kilometer van Hanoi en 100 kilometer van het ‘National Park' waar we, toen nog, naar toe wilde gaan.
Op de ontbijttafel van dag 120 werd anders besloten. We discusieerden over de beste manier om onze reis voort te zetten. Een ‘National Park' is geweldig om te bezoeken, maar we moesten kijken naar wat momenteel de slimste stap zou zijn en dat was niet de rit naar het nationale park. De brommers vallen zowat uit elkaar en kunnen het elk moment begeven. De rode brommer had gisteren al een harstilstand en de zwarte brommer heeft moeite met opstaan ‘s ochtends vroeg. We kozen ervoor om rechtstreeks naar Hanoi te gaan en de brommers zo snel mogelijk te verkopen en wat broodnodige centen op te strijken.
De rit van vandaag was dus een allerlaatste etappe van ‘Nam Dinh' naar ‘Hanoi' die 90 kilometer duurde. Verassend genoeg was de rit erna toe vrij rustig verlopen, er was weinig verkeer en we konden lekker doortuffen. Op 10 kilometer van Hanoi moesten we tanken en ook hadden we geen geld meer. Bij een ‘ATM' pinde Walter geld, waarna ik ook geld uit de automaat wilde trekken. Maar die van mij werkte niet en ik deed m'n portomonnee weer in m'n rugzak die weer in mijn backpack zat.
Centraal Hanoi en het was een gekkenhuis, toch wisten we een goed hostel te vinden en boekten we een kamer voor 2 nachten. Op de kamer aangekomen legden we de backpacks onder het bed, waar een slot op zat. M'n rugtas nam ik mee naar buiten waar we de brommer wilden verkopen. En waarschijnlijk is het hier fout gegaan. Ik vrees dat mijn achterste vakje van mijn rutas gedeeltelijk open heeft gestaan en dat onderweg iemand erin heeft gegraaid. Dan kan gemakkelijk omdat je gemiddeld met 50 man voor een stoplicht staat te wachten.
We kregen een bod van 4 miljoen Dong, 140 euro, voor de twee brommers bij elkaar. Dit bod sloegen we af en we reden verder naar een reisbureau. We wilden een vliegticket van Hanoi naar Kathmandu kopen. De vrouw achter de balie was dit voor ons aan het uitzoeken en ik zei tegen Walter; ik ga wel even pinnen aan de overkant. Dat gaat dus moeilijk zonder een portemonnee. Ik was wel even geschrokken maar ging ervan uit dat ‘ie nog in mijn backpack moest zitten en liep rustig terug naar het hostel en de kamer.
In de backpack was geen portemonnee te bespeuren en toen kreeg ik het wel even warm. Gewoon gejat dus. Dit feit accepteren en direct op internet opzoeken welk nummer ik moest bellen om m'n creditcard en pinpas te blokkeren. Via ‘Skype' had ik dit geregeld en gelukkig zijn er geen transacties geweest en kon ik de passen gemakkelijk blokkeren. Ook zat er geen geld meer in de portemonnee.
Ik kan concluderen dat ik alleen mijn rijbewijs ben kwijtgeraakt en natuurlijk de overige pasjes. Walter zal nu de reis gaan bekostigen. Voor even natuurlijk, want als we weer terug zijn van de reis dan zal ik direct het verschuldigde geld aan hem geven. Uiteraard na een bezoekje aan de bank. Ik heb mijn camera, laptop en paspoort nog wat in feite de belangrijkste drie dingen zijn.
Tot slot kan ik zeggen dat ik helemaal geen bezittingen meer heb. Ik ben niet in staat om geld op te nemen, mijn telefoon is gesneuveld tijdens het auto-ongeluk, thuis heb ik geen kleren meer in de
kast hangen (allemaal weggegeven aan mijn broertje). Ik heb alleen de kleren nog die ik nu draag. In feite ben ik een arme sloeber maar om even een cliché uit de kast te trekken: toch ben ik rijk!
Familie, vrienden en natuurlijk Mariska die mij met of zonder geld, kleding of spullen weer in de armen zullen sluiten over een maand!
Hoe mooi is dat,
Sander
Dag 117 en 118
Dag 117 en 118 24 en 25-4-11 Thanh Hoa
Op 150 kilometer van Hanoi is de pijp leeg, de energie weg en de honger naar kilometers op. Na een kleine twee duizend (!) kilometer dwars door Vietnam ligt het doel binnen handbereik. Van Saigon naar Hanoi op een simpele schakelbrommer!
Deze twee dagen zijn vrij kalm verlopen; geen motorpech, geen ongelukken, geen gekkigheid. We beginnen een beetje te wennen aan de regelrechte chaos die Vietnam heet. We kijken niet meer op van enorme vrachtwagens met een nog ‘enormere' lading of, hoe zielig ook, vrachtwagens met een lading hondjes in de achterklep. En zoals je hierboven kunt zien; waarom neem je geen 4 varkens mee achterop de brommer? Varkens die als levende rollades vastgesnoerd liggen achterop de brommer, poten die over het asfalt schuren en niemand die er nog van opkijkt. Fietsers of voetgangers die zonder te kijken de weg oversteken waardoor je elke kilometer met je volle 110% aanwezig moet blijven.
De alertheid die er dus voor zorgt dat je na 100 a 150 kilometer brommer rijden gewoon ‘klaar' bent voor de rest van de dag. Dit ook aangezien je gemiddeld 4 uur per dag op de brommer zit. En inderdaad de gemiddelde snelheid, inclusief stops, zal niet hoger liggen dan 30 kilometer per uur. Door deze brei van klachten besloten we het rustig aan te doen op dag 117. Deze dag reden we maar 44 kilometer naar ‘Vinh'. Hier bezochten we in de middag een markt. En nee, dat is geen markt ‘a la Nederland'.
Het is ronduit een puinhoop op de markt; een smeerboel, een kliederboel. Al het overbodige wordt gewoon op straat gegooid en er wordt niet meer naar omgekeken. Mensen rijden, fietsen en lopen er gewoon dwars doorheen. Er liggen plassen water waarvan je niet wilt weten wat erin heeft gezwommen. Je blote voeten worden geheid nat van dit mengsel van bloed, restwater, modder, regenwater en waarschijnlijk meer. Kippen worden geplukt, op straat opengeknipt en aangeboden op een bloed doordrenkte houten plank. Uiteraard ligt de blote kip dan uren in de zon weg te rotten met tientallen vliegen tot gevolg.
Maar de visafdeling spant de kroon qua geur. Als je even niet oplet dan trap je op een enorme rog die ligt de verpieteren in de zon. De rog lijkt van niemand te zijn want hij ligt midden in het looppad. Je bekijkt de rog, je maakt een foto van de rog en meteen komen er mensen tevoorschijn. Met allerlei ongrijpbare Vietnamese woorden ben je bijna de eigenaar van een ‘verse' rog, maar snel loop je door. Daar vind je 300 meter aan knoflook-stalletjes. Natuurlijk gaat iedereen die knoflook verkoopt naast elkaar zitten. Elk teentje is toch weer anders?
Het heeft niets met hygiëne te maken, dat woord moet nog geleerd worden en dan nog eens worden toegepast. Als je 100 mensen een maand naar Vietnam zal sturen dan zal het merendeel zeggen dat het een rommel en een troep is. En daar is niets aan gelogen. Maar als je daar doorheen kunt kijken dan is Vietnam werkelijkwaar een paradijs waar je, je elke keer weer kunt verwonderen over de levensstijl en de situaties die je krijgt voorgeschoteld. Je haat het of je houdt ervan; een middenweg is er niet in Azië.
Voor dag 118 stond wel weer een ‘mannenafstand' van 134 kilometer op het programma. Ik kan wel zeggen dat het een nare rit was. Het asfalt was in een dusdanige staat dat het oppassen geblazen was. De brommerbaan was vaak gescheiden van de weg door middel van een grote bobbel in het asfalt. Een bobbel of een kuil, wat het erg ‘tricky' maakte, aangezien je telkens van baan moest wisselen. De zon was ook nog een fikse tegenstander vandaag die plat op het ‘dakkie' scheen. Maar elke dag kan het weer anders zijn; een bergrit, een rit vol zon, wind, regen. Mensen die op, naast of onder het land werken. Alles kan, niets is onmogelijk; Azië.
En de uitspraak wordt vetgedrukt onderstreept door de ‘beginfoto'. Uit het niets doemen er twee mannen op voor ons die op een zwaar beladen brommertje rijden. Varkens liggen vastgesnoerd in kootjes, ze knorren nog hardnekkiger dan de toeters om ons heen. En toch lijken ze het wel prettig te vinden op een of andere bizarre manier. Dit schouwspel laat weer zien hoe ongelooflijk gaaf het is om je tussen de Vietnamese bevolking te begeven. Dus wat wij later zullen herinneren van Vietnam is niet de moeheid maar de enorme diversiteit van de mensen, het weer, het land en de etappes.
Momenteel zitten we dus 150 kilometer van Hanoi. Maar dat is (nog) niet waar we heen gaan. We gaan een uitstapje maken naar een ‘National Park', 100 kilometer ten zuidoosten van Hanoi. De reden
hiervoor zal ik over twee a drie dagen wel op het blog tonen, aangezien het landschap daar echt geweldig moet zijn. Eind april zullen we op onze eindbestemming aankomen!
Ik zeg; Koninginnedag te Hanoi,
Sander
Dag 116
Dag 116 23-4-11 Ha Tinh
Vandaag geen oorlogsverhalen, monumenten, bommen of tunnels. Vandaag het vredige platteland van Noord-Vietnam. Het platteland waar buffels aan de riem worden uitgelaten en uitgebreid een modderbad
mogen nemen.
We werden wakker in een roerig ‘Dong Hoi'. Ons hotel was gevestigd aan de hoofdweg en dat hebben we gemerkt ook. De trillingen van de passerende vrachtwagens dreunden door tot de krakkemikkige hotelbedden. De toeters deden vermoeden alsof we nog op de weg reden en bij elke toeter stuurden we in onze slaap automatisch naar rechts. En zoals Walter altijd zegt als hij wakker wordt: ‘Ik ben gewoon te moe'. Maar we werden al snel wakker toen we aan de kip van gisteravond dachten, toen we het restaurant zagen vanaf ons balkon.
Er stond een lange rit op het programma van 149 kilometer. En zoals elke dag in Vietnam; je weet nooit wat er gaat gebeuren, wat we tegenkomen, welk landschap en de gesteldheid van de weg is altijd maar weer afwachten. Vandaag waaide het extreem hard gedurende de eerste twee uur van de etappe. Een wind die ervoor zorgde dat je meerdere malen gezandstraald werd. Los zand dat over de weg waait en even de blote onderbenen onder handen nemen. Ook is het fijn wanneer bussen of vrachtwagens losse steentjes richting je gezicht lanceren.
Maar na een tijdje was de wind wat gaan liggen en konden we genieten van het platteland. Het o zo vredige Noord-Vietnamese land waar om de honderd meter wel een buffel loopt te grazen, waar altijd wel iemand aan het werk is en waar de rijstplanten fijn aan het groeien zijn. Waar de punthoed van de gehurkte Vietnamees fier boven het dansende groene rijstveld uitsteekt.
Vervolgens kregen we de keuze; gaan we onder de berg door; door de tunnel, of gaan we over de berg heen. Natuurlijk; over de berg heen. Niemand neemt deze weg omdat het flink omrijden is. En juist daarom kozen we ervoor om bovenlangs te gaan. Helemaal de weg voor jezelf, mooie uitzichten, leuke bochtjes en frisse lucht. Walter demonstreerde even zijn stuurkunsten in een van de vele U-bochten.
Na de punten voor de bergtrui bij elkaar te hebben gesprokkeld waren we weer op het vlakke. Na een kleine pauze liet m'n rode ‘Toxic' schakelbrommer mij bijna in de steek. Hij wilde niet meer automatisch starten en dan kan je nog een ding proberen en dat is de kickstart. Al snel lukte het me om ‘m aan de praat te krijgen. Ook de nieuwe buitenbanden van de zwarte schakelbrommer zorgen ervoor dat we, voorlopig, even uit de ‘pechzone' blijven. Onderweg zijn we al wat mensen tegen gekomen die onze brommers wel zouden willen kopen voor een ‘miljoennetje' of 3, wat neerkomt op een kleine 100 euro. Maar even in Hanoi proberen over een goed weekje.
Na 120 kilometer te hebben gereden zagen we rechts van ons een lang uitgestrekt veld waar talloze buffels rondbuffelden. Ook waren er een paar een lekkere duik aan het nemen en uiteraard parkeerde ik snel m'n brommer langs de kant van de weg om het land op te gaan. De moddertenen daar gelaten was het weer een spektakel om te zien. Die beesten blijven me fascineren en ook de manier hoe de Vietnamees ermee omgaat. Buffel gewoon aan het lijntje en lekker laten badderen.
Later kwamen er nog twee andere buffels bij die ook wel even een verfrissende duik wilden nemen. Na vele foto's te hebben gemaakt konden we weer opstappen en reden we verder naar onze eindbestemming. Een rit van 149 kilometer, weer veel gezien en uiteindelijk was het nog wel snel gegaan. De bips, zoals vaker gezegd, houdt het beter en beter. ‘Het' raakt er aan gewend en dat is een fijne bijkomstigheid nu we op 330 kilometer van Hanoi zijn aanbeland. We hebben er, met alles erop en eraan, al zo'n 16 a 1700 kilometer opzitten en ‘still going strong!'
In ‘Ha Tinh' vonden we een zeer goedkoop hotel, 160.000 Dong, wat nog neerkomt op 2,50 Euro per persoon. Daarnaast hebben we gegeten in een restaurant waar kip met makreel op het menu stond. Niet dat ik dat besteld had, want ‘Rice with Chicken' kwam uit mijn mond, maar dit werd anders geïnterpreteerd. Geen nood aan de man; er is altijd een supermarkt om de hoek waar ze chocola, chips en koekjes verkopen. Nee hoor, het is goed toeven hier in Vietnam!!
Toef toef,
Sander
Dag 114 en 115
Dag 114 en 115 21 en 22-4-11 Dong Hoi
‘To be or not to be', dat waren de woorden die bij de dag van vandaag passen. Ben je bereid om er alles aan te doen om te blijven leven; of niet? Met andere woorden; geef je alles op om weken, maanden of zelfs jaren onder de grond te wonen of riskeer je napalm, bommen, helikopters en ‘Agent Orange?'
De indrukken van dag 114 halen het bij lange na niet bij die van 115, dus ik zal kort zijn over de dag van gisteren. Een dag waarin we voor het eerst verdwaalden. We verlieten ‘Hue' rond de klok van 11 uur en we dachten de goede kant op te gaan. Maar een dik uur later kwamen we erachter dat we naar het zuiden reden. Dat betekende dat we tweeënhalf uur later terugkeerden in hetzelfde ‘Hue' en de rit weer opnieuw begon. Niet getreurd, de tweede poging bracht meer succes en uiteindelijk vonden we de goede weg.
Overigens hadden we onderweg weer een bandenwissel, ditmaal was het de achterband van de zwarte Honda die we lieten vervangen. Ook deden we een basisschool aan. Aan onze linkerhand hadden we een school en we hadden wel eens zin om daar een kijkje te nemen. Het duurde niet lang voordat we omsingeld werden door dolenthousiaste kinderen die de schrik van hun leven hadden. Uiteindelijk zaten we in de lerarenkamer met een leraar die geen Engels sprak. Tja, dan ben je snel uitgepraat.
We arriveerden in Dong Ha, waar we te horen kregen dat er tunnels in de buurt waren van de Vietnam-oorlog. Via, via, regelden we een gids, die goed Engels sprak, voor de volgende dag. Dag 115 brak aan en om half 11 reden we naar de afgesproken plek. Hier startte onze tour, alle drie op de brommer, gaan met die banaan. We reden naar de zee toe, onderweg lag er geen kippenvoer, rijst of graan te drogen maar honderden, dan wel duizenden gerookte, kleine visjes.
De eerste stop was bij een begraafplaats. Meneer tourguide liet ons het verschil zien tussen een graf van een arme boer en een rijke Vietnamees. Het verschil is aanzienlijk. Bij de arme boer was er wat aarde opgehoopt waar wat stokjes wierook in stonden. De rijke Vietnamees had een immense tempel als graf. Vervolgens vertelde hij verder over de Vietnam-oorlog, over de Amerikaanse soldaten, over de Vietcong, over het platteland, over de slim- en sluwheid van de Vietnamese bevolking.
De Amerikaanse soldaten konden het onderscheid niet maken tussen een Vietnamese boer en iemand van de Vietcong. Zijn verhaal ging als volgt; De Amerikaanse soldaten waren jong, jonge mannen van rond de 20. Het was niet hun oorlog en ze kwamen hier eigenlijk alleen omdat ze er naartoe gestuurd waren, ze wilde het liefst veilig naar huis of een goede tijd hebben hier in Vietnam. Saigon, Ho Chi Minh-stad, was de veilige basis van de Amerikanen. In hun vrije tijd hadden ze wel zin in een Vietnamese dame. In Saigon waren ze niet te vinden dus de soldaten gingen het platteland op en vonden daar vrouwen.
De vrouwen wenkten de soldaten om binnen te komen. Eenmaal binnen vroeg de Vietnamese vrouw of de soldaat 's avonds, na zonsondergang, terugkwam. Nu ‘kon het niet' want dat was te beschamend voor de familie. Ze haalde de soldaat over met de woorden; ‘If you really love me, you come at 8 pm to this house'. De Amerikaanse soldaat komt ‘s avonds laat terug bij het huis en ontmoet de Vietnamese vrouw. Alleen krijgt de soldaat niet wat hij zoekt, hij wordt naar binnen gelokt en vermoord. Niemand hoort het, niemand ziet het, niemand weet het.
Zo waren er meer verhalen. De Vietcong was overal en kreeg, uiteraard, steun van de Vietnamese bevolking, maar de Amerikanen konden niet omgaan met deze manier van oorlogsvoering. De Vietcong verschool zich in de zogenaamde tunnels. Enorme tunnenstelsels die voor het oog onzichtbaar waren. De Amerikanen gingen over tot het zwaardere geschut. Ze wisten zich geen raad met de situatie en gooiden duizenden (napalm)bommen op het platteland. Helikopters schoten op alles en iedereen en de ‘jungle' werd vernietigd door het giftige ‘Agent Orange'. We stopten bij een monument waar meer dan 300 ‘Charlies' waren gedood. Tientallen bommen zorgden ervoor dat de ondergrondse tunnels instortten en dat niemand er levend uit zou komen.
We reden verder en kwamen op een brug terecht. Op het oog een gewone brug, maar het was een brug met een hoop historie. Het was de ‘scheidslijn' tussen Noord- en Zuid-Vietnam. Toentertijd was de ene helft van de brug rood (Noord) geverfd en de andere helft geel (Zuid). De brug bracht ons naar de ingang van een van de vele tunnels.
Gewapend met een zaklamp traden we binnen. Het begin van de tunnel was verwijd en ondersteund door houten balken. Maar toen we dieper en dieper de tunnel in gingen, waren het kleine, smalle gangetjes waar we zwaar gebukt doorheen moesten lopen. Het was indrukwekkend te noemen. Meer woorden heb ik er niet voor; indrukwekkend. Om de zoveel meter waren er kleine inkepingen in de muren. Dit waren de ‘family rooms' (12 meter diepte). Ongelooflijk, hier sliep een heel gezin. Helemaal opgevouwen, ineengedoken, onvoorstelbaar. Op een paar meter van de slaapruimte was er een gat in de grond. Daar stortten de mensen zich in als er een bommenwerper over vloog. Kan je nagaan, in wat voor een angst deze mensen hebben geleefd.
Naast de ‘family rooms' waren er ook andere ‘kamers' zoals een waterput, een ziekenhuisje, ‘meeting room' en een ‘briefing room'. Maar een kamer was het niet. Het zogenaamde ziekenhuisje bestond gewoon uit een verbreding van de gang, waar een greppel was gegraven. Hier konden de gewonden liggen. Ook was er een ‘keuken' waar alleen 's nachts gekookt werd. Onder geen beding, dat er bij daglicht werd gekookt, dan werd de positie misschien wel verraden. Ook waren er ventilatiekanalen aangelegd, maar daar merkten we weinig van. Het was bloedheet!
Om deze illustere sfeer compleet te maken, kwamen we onder andere een immens insect tegen in een van de tunnels. Het was groen, had meerdere poten en snel maakte ik er een foto van. Na de foto, zei die dat we snel weg moesten; snel doorlopen. Waarom? Nee dat wilde hij niet zeggen. ‘I will tell you when we get out'. Dat deed ons vermoedden op iets gevaarlijks, en dat was het ook. Pas toen de ‘tunneltrip' ten einde was, zei hij dat het een gevaarlijk schorpioensoort was..
Vervolgens liepen we een klein museum binnen, waar een enorm kunstwerk stond met de woorden ‘to be or not to be' erboven. En we konden wel zien waarom. Er waren diverse zwart-wit foto's tentoongesteld van bijvoorbeeld dorpjes voor- en na de bombardementen. Alleen de kraters konden navertellen wat er was gebeurd. Kraters die we uiteindelijk met eigen ogen konden zien. Toen we terugliepen waren er links en rechts van ons kraters te zien, waar nu vredig gras in groeide.
Bij de brommers aangekomen, arriveerde er net een bus vol met kinderen van een jaar of 10. We spraken met de lerares en ze vertelde, in goed Engels overigens, dat ze met de hele klas de tunnels ingingen voor een geschiedenisles. Wat geweldig dat ze doet met de klas, laat de kinderen maar zien wat er allemaal gebeurd is en hoe ze toentertijd, moesten, leven. De lerares was overigens erg gecharmeerd van Walter. Ze kon niet geloven dat Walter niet getrouwd was/geen vriendin had. Waarom kon ze dat niet geloven; omdat hij zo knap is, aldus de woorden van de lerares.
Algoed, de tour was ten einde en we hebben een hoop geleerd. Meer dan dat ik in dit verslag kan vertellen, maar genoeg om een indicatie te geven. Mijn ‘geschiedenis' op de HAVO ging, in het examenjaar, ook over de Vietnam-oorlog, dus ik wist al een aantal dingen. De Nederlandse schoolboeken zijn, naar mijn mening, pro-Amerikaans. De gids was natuurlijk pro-Vietnamees, maar het is goed om het van beide kanten te bekijken en het van zo veel mogelijk verschillende mensen te horen.
Tijdens deze reis hebben we in Nieuw-Zeeland met een Vietnam-veteraan gesproken die momenteel veel gezondheidsklachten heeft van ‘Agent Orange'. In Nieuw-Zeeland hebben we met een Iraakse man gesproken die het land om veiligheidsredenen moest ontvluchten. Een goede week geleden hebben we het met een 30-jarige Vietnamees over het communisme gehad. Vandaag hebben we veel verhalen gehoord van de 52-jarige gids, we hebben foto's gezien van de oorlog, de tunnels en de omgeving.
Feit is dat ik momenteel niet zo gecharmeerd ben van de Amerikaanse drang om de wereld ‘te redden'. In mijn ogen spelen ze al tientallen jaren een vies machtspelletje waar niemand beter van wordt. De hele Vietnam-oorlog is een in- en intriest verhaal en wat heeft het uiteindelijk opgeleverd? Volgens mij is de Irak/Afghanistan-oorlog eveneens een troosteloze missie waar Amerika heel veel andere landen in mee heeft getrokken. Ik zou hier nog wel even op door kunnen gaan, maar gezien het goede weer in Nederland en de hoeveelheid kilometers aan woorden, brei ik er aan einde aan.
Momenteel liggen we in een knap hotel en hebben net kip gegeten. We bestelden kip en kregen kip. Kip met de kop, de poten en het hart en al dat soort ongein erbij. We hielden het maar op een kippenpootje, laten we maar zeggen. Morgen een nieuwe dag, nieuwe kansen, op naar Hanoi!
Tok tok,
Sander